De kreet ‘natuurinclusief’ zingt rond in Nederland en dat is een goed teken! Maar de laatste tijd zien we ook dat de ideeën hierbij sterk uiteenlopen. Sommigen lijken met ‘natuurinclusief’ te bedoelen dat energieprojecten minder schade aanrichten voor de natuur dan voorheen. Of dat er simpelweg meer gesproken wordt over het natuurbelang. Dat is op zich een goede ontwikkeling, maar het effect op de natuur blijft dan negatief. Anderen plaatsen een bijenkast bij hun zonnepark, of verpakken verplichte mitigatiemaatregelen als ‘natuurversterking’, en noemen hun project dan ‘natuurinclusief’. Maar wegen de plussen dan echt op tegen de minnen? Is dat nou de ambitie die we willen?
Voor ons is het heel duidelijk, een écht natuurinclusief project doet het allebei: geen of zeer weinig schade aan de natuur, én een substantiële verbetering van de biodiversiteit. Daarom is voor ons de kloppende definitie van de natuurinclusieve energietransitie:
Een volledige overstap naar hernieuwbare energie waarbij projecten voor energieopwekking en -infrastructuur geen of weinig schade toebrengen (ook niet gezamenlijk) aan soorten en ecosystemen, en juist substantieel bijdragen aan natuurherstel en -ontwikkeling.