Help het onderzoek naar sterfte bij jonge mezen
1 mei 2019
Help het onderzoek naar sterfte bij jonge mezen
Mezen krijgen gif binnen dat wordt gebruikt tegen de buxusmotrups, blijkt uit onderzoek. Het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) en Vogelbescherming willen het onderzoek uitbreiden. Ze hebben daarbij jouw hulp nodig. Met veel meldingen van dode meesjes kan deze sterfte later hopelijk worden voorkomen.
Kool- en pimpelmezen in buurten waar de buxusmotrups wordt bestreden met gif, krijgen veel soorten bestrijdingsmiddelen binnen. Vaak zijn dat ook nog eens illegale middelen. Dit blijkt uit onderzoek van het CLM. Mezen zijn nu eenmaal gek op de buxusmotrupsen en voeren ze enthousiast aan hun jongen.
Vorig jaar heeft het CLM vijf dode jonge mezen onderzocht op plaatsen in de stad waar de buxusmot werd bestreden. Ook vijf dode jonge mezen uit een bosgebied, waar geen bestrijding plaatsvond, zijn onderzocht. In totaal zijn wel veertien verschillende gifsoorten gevonden in de onderzochte mezen.
Meer gif
Uit het onderzoek bleek dat de ‘stadsmezen’ een veel groter aantal bestrijdingsmiddelen bevatten dan de ‘bosmezen’: gemiddeld 2,8 tegenover 0,8. De onderzoekers vonden 2,2 soorten insecticiden per mees in de stad vergeleken met 0,2 insecticiden in het bosgebied.
Opvallend: de meeste van de gevonden middelen zijn niet eens toegelaten om door particulieren tegen buxusmot gebruikt te worden. Het zijn dus illegale gifstoffen.
Onderzoek nodig
Dit jaar gaat het CLM de sterfte onder mezen op een grotere schaal onderzoeken, met steun van Vogelbescherming. Het is namelijk nodig om meer dode jonge mezen te onderzoeken. Dan kan duidelijk worden of het gebruik van gif tegen de buxusmot kan leiden tot een verhoogde sterfte van jonge mezen in de nestkast.
Help mee
Als jij in je tuin plots veel dode (jonge) mezen vindt én je weet dat er gif is gebruikt om buxusmotten te bestrijden, geef het dan door aan het CLM. Doe de dode jonge mezen in een plastic zakje en maak dat dicht. Doe er voor de veiligheid nog een plastic zakje omheen en plak er een sticker op met de datum waarop je de dode mezen hebt gevonden, de soortnaam van de mees (kool- of pimpelmees) en je naam en adres. Bewaar het monster in de vriezer.
Meld vervolgens je mees bij Adriaan Guldemond van het CLM. Het monster wordt in overleg met jou opgehaald.